Glanerbrug: val, 1990, steenmeteoriet, breccieuze L/LL5 chondriet

Fragmenten van de Glanerbrug
De
Glanerbrug uit 1990 vond plaats op 7 april 1990 om 18:32:38 UTC (19:32:38 Nederlandse tijd), rond het moment van zonsondergang, en is de best gedocumenteerde van alle Nederlandse vallen. De door de in de dampkring binnentredende meteoriet veroorzaakte heldere vuurbol met een helderheid gelijk aan die van de volle maan is door honderden mensen in Nederland, Duitsland en zelfs Denemarken gezien. Eén van de ooggetuigen van deze vuurbol was de moeder van de auteur van deze pagina, die de vuurbol zag vanuit Voorschoten (nabij Leiden), 200 kilometer verwijderd van de val! 
Behalve de heldere vuurbol, meldden sommige ooggetuigen in de buurt van het inslagpunt ook een donker stofspoor achtergelaten door de meteoriet. 

De meteoriet zelf werd pas de volgende dag ontdekt. Hij was ingeslagen in het huis van de familie Wichmann aan de Gronausestraat in Glanerbrug, een buurtschap tussen Enschede en de Duitse grens (het bewuste huis bestaat inmiddels overigens niet meer, het is een vijftiental jaar later afgebroken). De familie Wichmann was op het moment van de inslag niet thuis, maar vond de volgende ochtend de sporen van de inslag op zolder. De meteoriet van ongeveer 855 gram had een 25 centimeter groot gat door het pannendak geslagen en was bij die gebeurtenis zelf in duizenden stukjes uiteen geslagen. Fragmenten dakpan en meteorietbrokjes lagen verspreidt over de zoldervloer. 

Het grootste brokstuk weegt 135 gram, en de meteoriet moet oorspronkelijk een gewicht rond 1 kg gehad hebben. Uit de grootteverdeling van de brokstukjes van de meteoriet kon Jenniskens afleiden dat de meteoriet met een snelheid van 80 ± 30 meter/seconde op het dak van het huis was ingeslagen. Omdat in eerste instantie niet aan een meteoriet maar aan vandalisme werd gedacht werd de politie ingeschakeld die een onderzoek instelde en de meteorietbrokjes als mogelijk bewijs in beslag nam. 

3D traject

Klik hier om een interaktieve webpagina te openen met een 3D representatie van het atmosferische traject van de Glanerbrug vuurbol (opent in nieuwe pagina). Linkermuisknop: slepen. Rechtermuisknop: centreren. scrollwheel: in- en uitzoomen (animatie M. Langbroek - werkt niet in IOS tablets).

Na het verschijnen van een bericht over de val in de pers twee dagen na de gebeurtenis, werd een wetenschappelijk onderzoek van de geborgen steenfragmenten opgestart. De steen werd mineralogisch onderzocht door Dr Arps op het Nationaal Natuurhistorisch Museum te Leiden, waar de meeste fragmenten thans bewaard worden. Dr Lindner voerde in Utrecht een radio-chemisch onderzoek aan de steen uit. De aanwezigheid van onder andere de cosmogene nucliden 26Al, 54Mn en 22Na werd gemeten en er werd met een ion-microprobe een chemisch-mineralogisch onderzoek uitgevoerd. 

Diverse waarnemers meldden fragmentatie van de vuurbol aan het eind van het trajekt: mogelijk zijn er dus meer fragmenten neergekomen dan het ene welke geborgen is. Leden van de Dutch Meteor Society zochten een week na de val tevergeefs naar mogelijke andere fragmenten in de omgeving van de inslaglokatie.

Door het interviewen van een groot aantal ooggetuigen konden onderzoekers van de Dutch Meteor Society en de Leidse Sterrewacht (Peter Jenniskens) het trajekt van de vuurbol en een globale baan in het zonnestelsel voor de meteoriet berekenen

Het begin van de vuurbol lag op 50 km hoogte nabij de geografische positie 52°.44 N, 7°.46 O. Het eind lag op 22 km hoogte nabij de geografische positie 52°.33 N, 7°.07 O. Het trajekt loopt grotendeels over Duitsland: slechts de laatste honderden meters van zijn val brachten de meteoriet boven Nederlands grondgebied… 

Het schijnbare radiant van de meteoriet werd bepaald nabij azimut 60 graden (gemeten vanaf noord) en hoogte 41 graden (Jenniskens et al. 1992a), overeenkomend met een schijnbaar radiant nabij RA 203, dec +49 graden. Het geocentrische radiant ligt (voor een initiële snelheid van 21 km/s) nabij RAgeo 208, decgeo +46 graden, Vgeo 17.6 km/s (Langbroek 2004).

Uit de metingen bij de ooggetuigen werd door Jenniskens et al. (1992a,b) een globale baan voor de meteoriet in ons zonnestelsel berekend. Op basis van deze baanbepaling werd door Langbroek (2001) en Spurný et al. (2003) een mogelijke link met de Pribram meteoriet (Tjechië, 1959) en later ook de Neuschwanstein meteoriet (Duitsland/Oostenrijk 2002) gelegd. Langbroek ontdekte later echter dat de baanberekening van Jenniskens et al. een invoerfout bevat, en berekende een nieuwe correcte baan (Langbroek 2004) die beduidend minder overeenkomsten met Pribram en Neuschwanstein vertoont. De periheliumafstand verschilt duidelijk, evenals de richting van het perihelium en de inclinatie van de baan.

De door Langbroek (2004) berekende baan heeft (voor een initiële snelheid van ongeveer 21 km/s) een halve lange as a rond 2.2 AE, een periheliumafstand q op 0.91 AE (net binnen de aardbaan), een eccentriciteit e van 0.59, een inclinatie i van 23 graden en een apheliumafstand Q rond 3.5 AE. Dit is de typische baan van een aardkruisende Apollo-planetoide, maar met een wat hoge inclinatie. 

Het door Lindner et al. (1990, 1992) bepaalde 26Al gehalte van 47 ± 5 dpm/kg van de meteoriet werd aanvankelijk geinterpreteerd als wijzende op een relatief korte CRE (Cosmic Ray Exposure) age. Deze interpretatie strookte echter niet met de gemeten waarden voor 3He, 21Ne, 10Be en 38Ar. Deze geven een CRE age van 22.5 ± 3.0 miljoen jaar, wat juist ongewoon lang is voor een chondriet, zeker voor een LL chondriet. Waarschijnlijk wijst de lage 26Al waarde op een kleine pre-atmosferische afmeting van de meteoriet. Op basis van de 10Be en 26Al waarden en de 22Ne/21Ne verhouding wordt door Lindner en Welten (2002) geschat dat de Glanerbrug een pre-atmosferische straal van 10-20 cm had, wat neerkomt op een oorspronkelijke massa tussen 8 en 70 kg. 

baan polair

baan oblique

Baan van de meteoriet in het zonnestelsel (Langbroek 2004)

De meteoriet is een steenmeteoriet, meer precies een zeldzaam type breccieuze chondriet opgebouwd uit lichtgrijze en donkergrijze chondrische brokjes van verschillend chemisch type. De brokken die de breccia vormen hebben een sterk hoekig karakter. De lichtgrijze delen van de breccia hebben een fayaliet en ferrosiliet gehalte welke plot in het hoge L/LL deel van de L-groep (Fa26, Fs21 (Lindner et al. 1990); Fa25.6, Fs21.8 (Niemeijer en Bischoff 2006), maar de donkergrijze delen van de breccia (Fa31, Fs25 (Lindner et al. 1990); Fa29.5, Fs23.5 (Niemeijer en Bischoff 2006) plotten duidelijk verschillend van de lichtgrijze breccia in het hoge deel van de LL-groep. De beschrijving door Lindner et al. (1990) doet vermoeden dat ze ook een verschillende petrologische graad hebben, iets dat later bevestigd werd door Niemeier en Bischoff (2006, zie ook onder). Het fayaliet en ferrosiliet gehalte van kleinere clasts in het donkergrijze matrix deel varieert beduidend. Binnen de breccia is door Welten et al. (1992) daarnaast ook een klein (sub-mm) fragmentje met de samenstelling van een H-chondriet aangetroffen. De meteoriet breccia is duidelijk zéér inhomogeen (zie ook Niemeier en Bischoff 2006). De componenten van de breccia zijn slechts licht geschokt (shock stage S2).

Het lichtgrijze deel in de lithologie van de meteoriet heeft petrologische graad 5/6, het donkergrijze deel varieert tussen 4 en 6 (Niemeier en Bischoff 2006). De Catalogue of Meteorites (Grady, 2000) geeft een LL6 classificatie. Lindner en Welten (2002) geven een LL5 classificatie. Niemeier en Bischoff (2006) geven een LL4-6 classificatie en karakteriseren de meteoriet als een "fragmental breccia with huge L-chondritic clasts". De on-line Meteoritical Bulletin database van MetSoc geeft een L/LL5 classificatie.

site

De auteur 25 jaar na dato met een stukje Glanerbrug op de plek van de val, 7 april 2015

Op 7 April 2015, 15 jaar na de val, is nabij de val locatie een monument onthult. Dit monument, een zwerfkei met een metalen plaat met tekst, is een initiatief van de lokale amateurastronomen Joan Oldersma en Henk Maas. Het monument staat langs de kant van de weg aan de Gronausestraat tussen Enschede en Gronau, ongeveer 50 meter van de werkelijke val locatie.

monument

7 april 2015: Joan Oldersma (r) en Henk Maas (l) onthullen het monument

plaquette

Plaquette op het monument


Klik hier voor een classificatie-diagram Fa versus Fs voor O chondrieten met de data voor de Nederlandse chondrieten

Samples (Grady, 2000): allen in het Nat. Natuurhist. Museum, Leiden, m.u.v.: 2.31 g, British Mus. Nat. Hist., Londen, GB.

 

Bibliografie:

(div. auteurs), Themanummer "Glanerbrug", Radiant (J. DMS) 12 (1990).

M. Grady, Catalogue of Meteorites (5th edition, 2000). Cambridge Univ. Press.

P. Jenniskens et al., Astron. Astroph. 255 (1992), 373-376.

P. Jenniskens et al., Pub. Astr. Inst. Czech. Acad. Sci. 79 (1992), 1-17.

M. Langbroek, Radiant (J. DMS) 23 (2001), 76-78.

M. Langbroek, WGN (J. IMO) 32:5, 138-140 (2004).

L. Lindner et al., Meteoritics 25 (1990), 379-380.

L. Lindner et al., Meteoritics 25 (1992), 379-380.

L. Lindner & K.C. Welten, Radiant (J. DMS) 24 (2002), 33-38.

M. Niemeier & A. Bischoff, LPS 37, 1625-1627 (2006).

J.J. Papike (ed.), Planetary Materials (= Reviews in Mineralogy 36 (1998)).

P. Spurný et al., Nature 423, 151–153 (2003)..

Herziene tekst (c) 2017 Marco Langbroek